Als deze Wijkrant op de mat ligt, is het inmiddels februari 2021. De hazelaar bloeit al volop en de wilgen tonen hun katjes. In de wijk kunnen we al crocussen in allerlei kleuren bewonderen, in de Mgr. Diepenstraat bijvoorbeeld. In het Prins Hendrikpark komen in maart ook al enige bloeiende planten tevoorschijn: eerst en vooral het speenkruid.
Dit plantje behoort tot de ranonkelachtigen, net als de boterbloemsoorten. De plant is een bodembedekker die vele meters in beslag kan nemen, de bloemetjes zijn goudgeel, de blaadjes zijn glimmend. De Latijnse naam is ficaria bulbifer. De tweede naam zegt altijd iets van een kenmerk: in dit geval duidt hij op bolletjes aan de plant die stikstof bevatten.Het blad bevat veel vitamine C en kan verwerkt worden in salades.
Ik noem nog enkele voorjaarsbodes. We kunnen nu ook de paarse dovenetel ontmoeten. De plant valt duidelijk op door de bloemkleur. Het is een lipbloemige (Latijn: labiaat); hij heeft een boven- en onderlip en een vierkante stengel. Dat laatste hebben alle labiaten, onder andere witte dovenetel. Wat later in de maand zien we het klein hoefblad met zijn gele straalbloemen. Vooral langs oevers waar verder geen vegetatie is, is de plant dominant: een lint van bloemen dus. Tenslotte wijs ik ook nog op het voorkomen van hondsdraf.
Witte dovenetel en in het bijzonder het maarts viooltje zijn fotogeniek. In de tuinen tref je in het vroege voorjaar winteraconiet en sneeuwklokje, soms al eerder dan februari. Dan bloeien daar ook de vroege heesters: viburnum tinus (sneeuwbal), toverhazelaar en winterjasmijn. De winterjasmijn is naaktbloeiend met alleen gele bloemetjes, geen blad, vandaar de naam jasminium nudiflora; nude = naakt.
Bob Cremers