Tegenwoordig doe ik alles lopend of op de fiets.
1. Mijn afval breng ik naar het Milieupark – op de fiets. De stapels snoeiafval passen precies in mijn fietstassen, op mijn bagagedrager en nog twee tassen, aan elke kant van mijn stuur één. Ik heb bekijks en krijg vragen van voorbijgangers: lukt het? En als ze doorlopen zeggen ze: 'sterkte'! Alsof ik, ik weet niet wat moet doormaken. Op de fiets, met één hand op de stapel groen achter mij, richting Treurenburg, vraag ik me wel af waar ik straks precies moet zijn. Het is daar immers helemaal en puur alleen op auto's ingericht, de wegen erheen, de weeginrichting, de slagbomen...
Sta ik voor zo'n slagboom, moet ik me in allerlei bochten wringen om er langs te kunnen. En als de man-in-oranje me ziet, vraagt hij meteen: heeft u wel uw pasje bij u? Was toch leuk geweest als hij iets gezegd had over mijn volgestapelde fiets... Neu, pasje? Het is toch gratis? Oké dan; ik mag door en hoef niet eens die helling op, want snoeiafval gaat op de begane grond op één grote hoop en niet eerst in containers.
2. Kom ik aan in een dorp verderop, is de eerste vraag: ben je helemaal op de fiets? Zelf heb ik er helemaal niet bij stil gestaan. En ook nog een gewóne? Dat wil zeggen: niet-elektrisch, met achteruittraprem. En bij een luttele tien kilometer worden al grote ogen opgezet. Ja, het is gekkenwerk om op eigen kracht met eigen energie van de ene plek naar de andere te gaan. Reacties van nota bene fietsminnend Nederland. Het lijkt wel of een hele generatie vergeten is gewoon benen te hebben om zich lopend of fietsend van A naar B te bewegen.
Maar ik heb geluk en ik ben ook dankbaar: ik heb een gezond lijf, ik kan me nog vrij bewegen, ik heb een fiets, ik heb adem genoeg voor grote afstanden.
Peter van Helden